Eén van de allermooiste plekjes
Met verhalen houden we de herinneringen over Zonnestraal levend. Die verhalen inspireerde Marjet van Wijk om haar herinneringen op papier te zetten en ze stuurde die naar ons op.
Mijn oom Herman Waardenburg was longarts op Zonnestraal. Ik heb hem niet echt in functie meegemaakt, ik heb alleen een paar verhalen… Hij woonde, ook ver na zijn pensionering, met zijn vrouw Iet Waardenburg-Boeke in het Loosdrechtse Bos, in een van de woningen in het rijtje direct links op het terrein als je bij de ingang aan de Van Ghentlaan naar binnen gaat. Ik meen me te herinneren dat het nummer 27 was. Ze woonden daar ooit met hun vier kinderen, maar die waren al volwassen en de deur uit toen mijn man en ik in 1978 in Hilversum kwamen wonen en ik kennis maakte met Tante Iet en Oom Herman. Onze tweede dochter was toen net geboren en vanaf het flatje aan de Karel Doormanlaan waar wij woonden, was het een heerlijke wandeling over de hei en door het bos naar hun huis.
In die eerste jaren dat wij daar kwamen was een vrije wandeling niet toegestaan op het terrein. Het was daarom best spannend om die eerste keer het Bos van Zonnestraal in te lopen; en we zijn in de loop der jaren ook daadwerkelijk een paar keer staande gehouden door een boswachter. Oom Herman had ons gezegd: “zeg maar dat je familie van ons bent, dan komt het goed.” Dat was ook zo, maar we moesten steeds wèl wat details geven voor we geloofd werden… Iedereen kon wel zeggen familie te zijn van dokter Waardenburg, vonden de boswachters.
We waren met ons groeiende gezin welkome gasten in huize Waardenburg en ze kwamen ook regelmatig bij ons. De kinderen (ook wij kregen er vier) luisterden altijd met graagte naar Oom Hermans recitals op de chello, die hij Tante Storm noemde; en gefascineerd keken ze naar de oude klok, waar op het hele uur een mechaniek met mannetjes – een torenklok waardig – in werking trad. Ze zijn me beiden zeer dierbaar gebleven.
Onze kennismaking met Zonnestraal als ziekenhuis kwam ergens tussen 1983 en 1985. Mijn jongste dochter kwam ter wereld met semi-klompvoetjes en moest op voorschrift van Dr. Marsman, orthopeed op Zonnestraal in die dagen, een tijdlang daarvoor beugeltjes dragen. Van dokter Marsman was mijn peutertje een beetje bang, maar ze was dól op de ‘beugeltjesmaker’ die in een van de inmiddels zo prachtig gerestaureerde werkplaatsen op het terrein zijn orthopedisch instrumentmakers domicilie had. Ze noemde hem ‘Dokter-Meneer-de-Péters’ en dat vond hij erg leuk.
Als ze voor controle naar dokter Marsman moest, en dat tranen bracht, kon ik haar altijd sussen door te zeggen dat ze daarná naar Dokter-Meneer Péters mocht. Twee paar beugeltjes heeft hij voor haar gemaakt. Daarna kon ze op eigen kracht weer verder. En hoe! Ze doet aan bergbeklimmen en hardlopen. Met twee sterke en krachtige benen en voeten. Die beugeltjes heeft ze altijd bewaard…
Toen dezelfde dochter als tiener voor een spoedopname in wat nu Tergooi ziekenhuizen heet terecht kwam, miste ik ‘ons’ pràchtige, witte ziekenhuis zéér… Daar kwam ze trouwens dankzij Oom Herman, of beter, dankzij ‘dokter Waardenburg.’ Ik schreef eerder dat ik Oom Herman niet in functie heb meegemaakt, maar dat is niet helemaal waar… Mijn dochter kreeg op haar 13e een longontsteking, die door de toenmalige huisarts telefonische als een flinke kou werd afgedaan. Wij vertrouwden het niet, maar vertrouwden wèl op Oom Herman… Of hij alsjeblieft langs wilde komen. Hij zei dat hij dat eigenlijk niet kon doen, hij was niet meer in functie. Maar hij kwam. En wat hij in de longen van onze dochter hoorde, maakte dat hij als de wiedeweerga de huisarts belde, uitlegde dat hij als familielid gevraagd was om op ziekenbezoek te komen en dat hij dringend opname in het ziekenhuis adviseerde. Daar heeft ze ruim een maand gelegen… Lang leve Oom Herman, in functie of niet!
Op een gegeven moment (ergens rond 2000, maar ik weet het niet zeker) zijn Tante Iet en Oom Herman verhuisd naar Lochem. We zeiden uiteraard ‘tot ziens’ maar, zo kan het leven lopen, we hebben elkaar nooit weergezien. Ik raakte in die periode mobiel gehandicapt en zij werden te oud voor de reis naar Hilversum. Oom Herman overleed al vrij snel daarna, in 2001; tante Iet en ik hielden nog telefonisch contact tot kort voor haar overlijden in 2007. Zelf heb ik ooit een dag en een nacht in een van de paviljoenen van Zonnestraal gelegen voor een kleine ingreep en genoot toen van de weldadig rustige omgeving. Ik weet nog hoe ik me voor lag te stellen hoe dit voor al die TBC patiënten in die vroege dagen moet zijn geweest. Hoe bijzonder de totstandkoming van dit dierbare ziekenhuis en dit evenzeer bijzondere en prachtige gebouw toch was… En hoe blij was ik, toen het niet verder teloor hoefde te gaan maar gerenoveerd kon worden!
Het ontroerende gedicht ‘Duiker’s sanatorium’ van Ingmar Heytze hangt sinds die eerste renovatie op mijn prikbord met een foto die ik nam in die tijd – en na al die jaren ontroert het me nog steeds. Doordat ik gehandicapt raakte werd tijdelijk mijn actieradius kleiner, maar ik kreeg al snel een scootmobiel en kon er weer op uit. Heel Nederland door. Toch, een van de allermooiste plekjes ligt zó dicht bij huis… Heel vaak, door weer en wind, rijd ik op mijn dierbaar scootje ’s avonds nog een ommetje. Over de Hoorneboegse hei naar de Rading; vandaar het Loosdrechtse Bos in; langs de Koepel (ook al zo bijzonder!) en dan langs Zonnestraal.
Hoe beroerd het leven soms ook kan zijn – het zien van dit prachtige monument van, voor en over veerkracht maakt me altijd blij. En dan zeg ik soms zachtjes flarden van dat gedicht op. Om Zonnestraal te eren!
‘Alsof je met een zoeklicht dwaalt over de bodem van de zee,
zo liep je door de paviljoens van Zonnestraal.
Afgebladderd toevluchtsoord tegen de witte dood.
Slagveld van gewonnen strijd.
Het ziekenhuis werd zelf patiënt
gebouwd op hooguit vijftig jaar en ver voorbij die houdbaarheid;
renovatie van de drempels tussen lucht en aarde is een nieuw gevecht om tijd.
Voel de wind door glas en ijzer. Hoor de namen
van de zieken die hier kwamen en gesterkt weer gingen.
Zie de kamers met hun ramen op de goede zon gericht.
Struikel op je weg naar buiten niet over het licht.’
En nu gaat het er niet alleen meer om het gebouw voor ‘hen die er nog van weten’ te behouden, maar om veel méér: laat de wereld ervan horen!
Op weg naar Unesco!